Tekenfilms. Fantasie of realistisch?

Welke voorbeeld geven wij aan onze kinderen over een realistische wereld? Die vraag stel ik mij geregeld af. Tekenfilms geven alleen maar perfecte lichamen weer, Dora zingt alleen maar heel zuiver en dan kunnen we ook weer een discussie beginnen over barbiepoppen.

Bij tekenfilms is het eigenlijk helemaal niet erg dat het beeld van een realistische wereld niet klopt. Het is juist leuk voor de fantasie van kinderen als dieren kunnen praten en konijnen roze zijn. Maar ik vraag mij af wat er gebeurt met het beeld dat je schept, als de tekenfilmwereld niet heel erg afwijkt van onze eigen wereld. Net na mijn tijd had je bijvoorbeeld Totally Spies. Zij gaven de indruk dat je toch wel een heel dun middeltje moest hebben om een beetje mooi en populair te zijn. En zo is het eigenlijk ook bij de Disneyprinsessen. De hele wereld waarin zij leven, is één grote fantasie. Maar hun uiterlijk… Daar valt dezelfde discussie over te voeren als de barbiepoppen. En dan de zang. Kijk maar naar Assepoester. Assepoester is geweldig. Ze is knap, ze heeft een mooi figuur en kan prachtig zingen. En dan haar stiefzusters. Die zijn lelijk, hebben veel te grote voeten en zingen verschrikkelijk vals. Zo wil toch niemand zijn.

Kortom, alle imperfecte wezens zijn evil en alleen de goede zijn perfect. Is dat het beeld van de wereld dat wij onze kinderen willen geven? Moeten zij zich onzeker voelen, omdat zij niet zo slank zijn of zo mooi kunnen zingen? En daarbij kijken kinderen ook kritischer naar anderen en aangezien kinderen eerlijk zijn…

We willen tegenwoordig al iets te vaak een te perfecte wereld laten zien door middel van Photoshop. Dus mogen we als we kind zijn alsjeblieft weer wat meer onze fantasie gaan gebruiken tijdens het kijken van tekenfilms. Of geef Elsa in ieder geval een iets bredere taille.

Misschien overdrijf ik het wel. Misschien word ik gewoon oud 😉 Hoewel de Disneyprinsessen van alle tijden zijn. Ik weet het niet. Herkennen jullie dit ook?